Lees en bekijk de geschiedenis van IJntema Carrosseriebouw: 

 

     Inleiding en tijdlijn 

  1. VOORGESCHIEDENIS 1808 - 1876

  2. 1877 - 1918

  3. 1919 - 1934

  4. 1935 - 1948

  5. 1949 - 1989

  6. 1990 - 2017

    vanaf 2018


Het 140-jarig jubileum in 2017 is een goed moment om eens terug te kijken. Hier doen we dat samen met mevrouw IJntema-Sikma, de moeder van de huidige eigenaar Bauke en ook van Hans, de directeur die enkele jaren geleden terugtrad uit de leiding van het bedrijf. Mevrouw IJntema, Ticky voor intimi, is inmiddels 94 jaar en ze woont in een knusse flat in Sneek. Daar zoeken we haar op voor een gesprek vol herinneringen.

Mevrouw IJntema vertelt: ‘Ik kende het bedrijf al als jong meisje, want mijn moeder kwam ook uit Workum en mijn ouders waren kennissen van de IJntema’s. Vanuit Sneek, waar mijn vader een loodgietersbedrijf had, kwamen we geregeld in Workum. Ze kende Wieger (haar latere man. red.) dus al jong en ze vond het altijd al een leuke jongen. “Ik zag hem wel in Sneek lopen, als hij van het station naar de Ambachtsschool liep. Toen al had ik een oogje op hem.”

 

Faillissement

Bij IJntema werd van alles gebouwd: boerenwagens, boerengereedschap, maar ook personenauto’s en aanhang-wagens. Vóór de oorlog ook nog bussen. Mevrouw IJntema: “In die tijd was de bouw van dat soort vervoermiddelen nog niet aan zoveel regels gebonden. Maar halverwege de jaren ’30 leidde de busbouw wel tot problemen. Enkele nieuwe bussen werden door de klant niet afgenomen en dus niet betaald. Dat ging de financiële draagkracht van het bedrijf te boven en een faillissement volgde”. In die tijd was het heel normaal dat bijvoorbeeld boeren maar eens per jaar gefactureerd werden, dus heel veel rek zal er niet geweest zijn. Familie dichtbij en verderaf hielp om te redden wat er te redden viel: de inboedel, de panden en het gereedschap:  het werd allemaal opgekocht, zodat het bedrijf een doorstart kon maken.  De indertijd 20-jarige Obe, de zwager van mevrouw IJntema, kreeg zogenaamde ‘handlichting’, wat hem het recht gaf op zo’n jonge leeftijd het bedrijf te voeren. Toen mevrouw IJntema in het tweede oorlogsjaar verkering kreeg met Wieger werd er nog steeds afbetaald aan de diverse schuldeisers. Vader Haentje woonde naast de zaak, hij had een beroerte gehad en hield kantoor aan huis. Op papier was Obe de eigenaar, maar op de achtergrond had zijn vader een flinke vinger in de pap.

 

Oorlog

De oorlogsjaren waren niet gemakkelijk. Veel auto’s werden door de Duitsers gevorderd. IJntema had ook taxi’s, dus zij reden nog wel. Midden in de oorlog, in 1942, kregen Ticky en Wieger vaste verkering. Zij was 19 en hij 20 jaar. Wieger was vanwege de Duitse bezetting en de dreigende arbeidsinzet in Duitsland min of meer ondergedoken, maar werkte gewoon door in de werkplaats van het bedrijf. De NSB’er die tegenover het bedrijf woonde waarschuwde vader Haentje: “Wieger moet maar achterom gaan, want ik moet hem niet zien”. Het bedrijf doorstond de oorlog mede door de veelheid aan activiteiten: taxidiensten, een wagenmakerij en een autogarage, alles onder één dak. Wieger bleef in Nederland en na een jaar of zes verkering werd er in 1948 getrouwd. Voordat dat kon moest er eerst woonruimte beschikbaar zijn, geen eenvoudige zaak in die tijd. Maar vader Haentje zag in dat het jonge paar niet eindeloos kon wachten, dus hij regelde woonruimte boven de werkplaats. Daar woonde Obe, de broer van Wieger, maar die ging boven de autogarage wonen. Het jaar daarop, in 1949, werden de twee belangrijkste activiteiten in het bedrijf officieel van elkaar gescheiden. Obe ging verder met de autogarage en jongere broer Wieger nam de carrosseriebouw onder zijn hoede. Dat was voor alle partijen beter. Mevrouw IJntema: “Het ging vlak na de oorlog niet zo goed met het bedrijf. De boekhouding werd niet altijd even succesvol gedaan. Soms ging er meer geld uit dan dat er binnenkwam en de winsten van de ene tak werden in de andere tak aangewend ter compensatie van verliezen.” De boekhouder stelde daarom voor dat Wieger de boeken zou gaan bijhouden, maar die liet dat liever over aan zijn jonge vrouw Ticky. “Ik was opgeleid als coupeuse, ik had als jongfaam helemaal geen zin in de ULO, maar ik kon wel een kasboek bijhouden. Al doende leer je, en het was indertijd ook nog niet zo ingewikkeld als in latere jaren.” Zo werd de jonge Ticky bij het bedrijf betrokken, een betrokkenheid die tot ver in de jaren tachtig zou duren.